Geheime genootschappen
Geert Kimpen

Ontleend aan (met afbeeldingen!):

http://www.geertkimpen.com/newton-geheim.html

Newton werd beïnvloed door de ideologie en "occulte" kennis van een aantal geheime genootschappen. Van enkele was hij ook lid. Hieronder vindt u de genootschappen met een beknopte omschrijving en geschiedenis op een rij.

Rozekruisers
De Rozenkruisers waren een besloten genootschap uit de 15de eeuw die zich associeerden met het symbool van het Rozenkruis, dat ook door vrijmetselaars wordt gebruikt.
De beweging werd opgericht door Christian Rosenkreutz in 1407 en zou in het bezit zijn van een enorme schat aan geheime kennis. Het werd een mystieke beweging die morele en religieuze hervormingen nastreefde en alchemie en natuurfilosofie combineerde.
Ze haalden hun inspiratie onder meer bij Paracelcus. De basiswerken van de Rozenkruiserbeweging zijn "de Fama Fraternitatis", de "Chymische Bruiloft" en de "Confessio". Deze boeken werden aangetroffen in de bibliotheek van Newton en zijn druk voorzien van zijn persoonlijke aantekeningen. 
De rozenkruisers werden omgeven door een grote waas van geheimzinnigheid. Niemand behalve een selecte groep leiders wist precies wie lid was van de beweging. Ze wilden een onzichtbaar genootschap zijn. Dit rozenkruiseridee inspireerde de leden van de Hartlib Circle tot het oprichten van het Onzichtbare College. 
De rozenkruisers geloofden echter ook in letterlijke onzichtbaarheid en beweerden te kunnen praten met geesten en engelen. Ze zouden in het bezit zijn van het levenselixer en daardoor onsterfelijk zijn. Ze zegden zelf te kunnen beslissen wanneer hun tijd was gekomen om te gaan.  Ook beweerden ze in het bezit te zijn van de Steen der Wijzen waardoor ze oneindig rijk waren.
In Newton’s tijd was de Rozenkruiserbeweging over zijn hoogtepunt heen, maar hij bewonderde de kennis van hun schrijvers zoals Elias Ashmole en Michael Maier. Wellicht stond hij ook sympathiek tegenover hun antiroomse houding. Hij deelde hun overtuiging dat de ouden in het bezit waren van alle kennis en dat het mogelijk was deze opnieuw te herontdekken.
 
Hartlib Circle
De Londense alchemisten van de !7de eeuw vormden een netwerk rond Samuel Hartlib, een Pools Pruisische immigrant die in 1625 naar Londen verhuisde. Hartlib was erg beïnvloed door de utopische geschriften van Francis Bacon. 
Ze vormden de Hartlib Circle, een brede groep van alchemisten, magiërs natuurfilosofen, schrijvers, leraren en ondernemers met leden in heel Europa tot zelfs in Noord Amerika. Kathy Ranelagh, de zus van Robert Boyle, speelde een belangrijke rol in de Hartlib Circle om deze intellectuelen van over de hele wereld met elkaar in contact te brengen. Ze hielden zich onder meer bezig met wereldproblemen; zoals onderwijs en armoede, en wilden van de wereld een Utopia maken zoals Bacon beschreven had.
Wetenschap en occulte kennis gingen hand in hand om van deze wereld een betere plek te maken. Hartlib geloofde in een republikeinse bestuursvorm en was dan ook diep teleurgesteld toen koning Charles II in 1660 koning van Engeland werd. De tijd was nog niet rijp voor Hartlib’s Utopia. Ook na de dood van Hartlib in 1662 gingen de bijeenkomsten door.  
Leden van de Hartlib Circle waren onder meer George Starkey en Robert Boyle. De Amerikaan George Starkey was geboren in Bermuda uit Engelse ouders. Hij genoot meteen aanzien door zijn chemische kennis en het bezit van enkele bijzondere alchemistische werken van zijn meester Eirenaeus Philalethes die de Steen der Wijzen zou gemaakt hebben. Andere verdiensten van Philalethes waren dat hij een uitgestorven perzikboom opnieuw levend had gemaakt en bij een oude vrouw nieuwe tanden had laten groeien. Later bleek Starkey deze meester verzonnen te hebben.
Boyle en Starkey werden goed bevriend met elkaar en gingen samen experimenteren. Zo probeerden ze bijvoorbeeld samen de Alkahest (het ultieme oplosmiddel) te maken. Maar hun belangrijkste doel was om filosofisch kwikzilver te kunnen maken. Starkey bezorgde aan Boyle het manuscript The Key (Clavis in het Latijn) waarin de formule stond.
Boyle kwam niet verder met The Key en zond het rond in de hoop dat andere alchemisten hem verder zouden kunnen helpen, onder meer naar de Nederlandse alchemist Johann Morian en naar Isaac Newton. Newton verfijnde dit manuscript en sloeg er wel in om filosofisch kwikzilver te maken. Vele van de bewaarde geschriften van Starkey en Boyle, waarin ze hun chemische experimenten beschrijven, blijken te kloppen. Starkey stierf ten gevolge van de pestplaag in 1665. 
Boyle’s boek "De oorsprong van vormen en kwaliteiten" (1666) was het distillaat van het onderzoek van The Hartlib Circle. Het was een boek dat Newton bijzonder bewonderde. 
De Hartlib Circle wordt als de voorloper gezien van het Onzichtbare College en later het Koninklijk Genootschap.

Onzichtbare college
De voorloper van het Onzichtbare College was de Hartlib Circle. Zij riepen op tot de oprichting van een Onzichtbaar College, een term die ze ontleenden van de Rozenkruisers. In het Onzichtbare College werden zowel wetenschappelijke als esoterische onderwerpen besproken.
Het Onzichtbare College (of the Invisible College) wordt voor het eerst in de brieven van Robert Boyle genoemd in 1646. Als achttienjarige jongen schrijft hij aan zijn leraar: "Wat me verheugt is dat de hoekstenen van het Onzichtbare College me kennen en me eren door aanwezig te laten zijn". Opvallend is dat hij de leden "hoekstenen" noemt. Een term die voortkomt uit de vrijmetselarij en gebruikt wordt bij het iniatie-ritueel. 
Ook John Wallis, een wiskunde hoogleraar uit Oxford (en iemand waardoor Newton geïnspireerd werd) schreef een verslag over zijn ervaringen met het Onzichtbare College. De regels van het College die hij beschrijft, doen sterk denken aan een soort van vrijmetselarijloge. Net zoals voor vrijmetselaars was het hun bijvoorbeeld verboden – op gevaar van straf - om te discussiëren over politiek en religie. 
Het Onzichtbare College bestond uit een groep natuurfilosofen die elkaar in het geheim ontmoeten in Londen, Oxford, Cambridge en op het kasteel Ragley Hall bij gravin Anne Finch.
Zij was één van de weinige 17de eeuwse vrouwen die zich bezig hielden met filosofie. Omdat vrouwen niet toegelaten werden tot de universiteit was de Cambridge professor Henry More bereid Anne Finch per briefwisseling op te leiden. More noemde haar "mijn heldhaftige leerlinge". Hij bracht meer tijd door op haar landgoed dan op de universiteit van Cambridge. More organiseerde bijeenkomsten op Ragley Hall en initieerde daar experimenten. Door de lange afwezigheden van Anne Finch’s man, logeerden er voortdurend gasten van het Onzichtbare College op het paleis. Zo werd Ragley Hall de ontmoetingsplek voor een groeiende groep intellectuelen met interesse in alchemie, chemie, mechanische natuurkunde, kabbala en de theorieën van de rozenkruisers.
Anne Finch leed aan een hardnekkige vorm van migraine. Robert Boyle, en vele andere alchemisten, probeerden haar te genezen. Zo kwam ze in contact met de Vlaming Francis Mercury van Helmont. Van Helmont wekte Anne Finch’s interesse in de kabbala, wat ze intensief ging bestuderen. Zij schreef het traktaat "Principes van de meest oude en moderne filosofie", dat erg geïnspireerd werd door de kabbala. Het traktaat werd anoniem in het Latijn gepubliceerd in Amsterdam dankzij de inspanningen van Francis van Helmont in 1690.
Van Helmont was één van de grootste kenners van de kabbala uit zijn tijd,  dankzij zijn vriendschap met Knorr van Rosenroth.  Samen verzamelden en vertaalden ze kabbalistische teksten die leidden tot het beroemde werk "Kabbala Denudata", de grootste collectie kabbalistische teksten in het Latijn, waaronder de Zohar. In het bijzonder waren ze gefascineerd en geïnspireerd door de visie van Itschak Luria en zijn leerlingen. 
"De Kabbala Ontsluierd" probeert de brug te slaan tussen de Joodse mystiek en het christendom. De auteurs stellen het kabbalistische beeld van de "Adam Kadmon" gelijk aan Christus. Het is het basiswerk van de christelijke kabbala. Isaac Newton was een groot bewonderaar van het boek en had uiteraard een exemplaar in zijn bibliotheek. Zijn exemplaar is bewaard gebleven in de bibliotheek van de universiteit van Cambridge. Dr Seth Pancoast schreef: "Newton ontdekte de wet van de aantrekking en afstoting dankzij zijn studie van de kabbala"
Van Helmont bleef tot Finch’s dood op haar landgoed Ragley Hall wonen. Hij schreef verder onder meer het boek The Alphabet of Nature waarin hij aantoonde dat het Hebreeuws de oertaal van de mensheid was omdat de letters precies correspondeerden met de natuurlijke positie van de spreekorganen. 
Door haar hoofdpijn bracht Anne Finch veel tijd door in een verduisterde slaapkamer, waar ze, te zwak om haar hoofd op te richten, mensen ontving zoals Jeremy Taylor, George Rust en Isaac Pennington.  Gottfried Wilhelm Leibniz behoorde tot haar correspondenten en bewonderde haar werk. 
Er zijn weinig brieven  van Newton uit deze periode – mogelijk heeft hij een gedeelte ervan verbrand, enkele weken voor zijn dood. Maar uit de absentieboeken van Cambridge blijkt dat hij herhaaldelijk voor langere perioden weg bleef uit Cambridge en dus vermoedelijk op Ragley Hall doorbracht. 
In de wel bewaarde brieven, blijkt dat Newton contact had met de alchemistische meesters "Mr Petty", Mr Gassend" en "Mr F", uiteraard codenamen van wie we niet zeker weten wie er achter schuil gingen.  Mr F. was mogelijk Ezekiel Foxcroft, een andere Cambridge collega, met interesse in alchemie. 
Newtons alchemistische naam was "Jeova Sanctus Unus" (De ene, heilige God), een anagram van de Latijnse schrijfwijze van zijn naam Isaacus Neuutonus. 
Bij één van de bijeenkomsten van het Invisible College, in het Gresham College in Londen, werd na een lezing van Christopher Wren besloten tot de oprichting van het Koninklijk Genootschap.

Koninklijk Genootschap (Royal Society)
Het Koninklijk Genootschap werd opgericht in 1660 en bestaat nog steeds. 
De voorloper van het Koninklijk Genootschap was het "Onzichtbare College". Twaalf van hen besloten na een lezing door de architect Christopher Wren om "openbaar" te gaan, en het Koninklijk Genootschap op te richten. De bedoeling van het Koninklijk Genootschap was om elkaar wekelijks te ontmoeten (eerst in Gresham College, later in Arundel House) en te discussiëren over natuurfilosofische onderwerpen. 
Het motto was: Nullius in Verba, of wel, Niets in Woorden. Men wilde onderzoek doen op basis van experiment, in plaats van debat en geredeneer.
De eerste jaren was de kwaliteit van de vergaderingen vaak nogal dubieus. Met name Robert Hooke maakte het als overijverige experimentator vaak bont met absurde demonstraties. De bijeenkomsten waren dan ook vaak meer vermaak voor verveelde aristocraten, dan dat het vernieuwende uitwisselingen waren.
Eén van de eerste uitgaven van het Genootschap was het boek "Micrographia" van Robert Hooke. Vanaf 1665 had het Genootschap zijn eigen tijdschrift, Filosofische Verhandelingen.  
Oprichters waren onder meer Robert Boyle, Christopher Wren en Robert Moray. Sir Robert Moray was een krijgsman, vrijmetselaar en filosoof. In Edingburgh werd hij in 1641 ingewijd in de vrijmetselarij. Vanaf dat moment ondertekende hij zijn brieven met de vijfpuntige ster, een vrijmetselaarssymbool. 
Hij was goed bevriend met Koning Charles II. Moray zorgde ervoor dat de koning zijn naam aan het Genootschap verbond. Deze Koninklijke bescherming hield allerlei voorrechten in zoals de toestemming de lijken van criminelen te mogen onderzoeken. 
Opvallend is koning Charles portret op de voorkant van een boek over de vroege geschiedenis van het Koninklijk Genootschap. Op deze tekening uit 1667 zijn tal van vrijmetselaarssymbolen afgebeeld, wat een duidelijk verband aantoont tussen het Koninklijk Genootschap en de vrijmetselarij. Het borstbeeld van Charles op de tekening staat op de plaats waar in een vrijmetselaarstempel de zuil van Enoch zou staan. Deze pilaar staat symbool voor de geheimen van de wetenschap en symboliseert koning Charles dus als de beschermer van de geheimen van de wetenschap.
Moray werd de eerste voorzitter van het Koninklijk Genootschap. 
Een andere oprichter, Elias Ashmole, staat niet alleen geregistreerd als de eerste "officiële" vrijmetselaar, maar tevens als rozenkruiser.
In 1710 werd Newton voorzitter van het Koninklijk Genootschap en werd nieuwe huisvesting gevonden in Crane Court. 

Jonathan Swift parodieerde het Koninklijk Genootschap en zijn voorzitter Newton in Gullivers Reizen, wanneer het hoofdpersonage een reis maakt naar Het Land van Laputa (Spaans voor: Het land van de hoer…). Hij laat daar de natuurfilosofen zonnestralen onttrekken aan komkommers om het in de winter warm te hebben, uitwerpselen transformeren tot voedsel, blinden schilderen door hun pigment te laten proeven, en een machine uitvinden die automatisch boeken kan schrijven. 
John Desaguliers werd in 1712 de rechterhand van Newton in het Koninklijk Genootschap. Desaguliers was de officiële oprichter van de Vrijmetselaars. De meeste leden van het Koninklijk Genootschap werden ook lid van deze eerste vrijmetselaarsloge.

Asterism
De Asterism was de naam van het genootschap van alchemistische meesters waarvan de "Patriarch van Antioch" de leider was. Historici hebben nog niet kunnen ontdekken wie erachter deze titel schuilging. In die tijd waren er een aantal mensen die zich uitgaven voor de Patriarch van Antioch. 
Volgens professor Malcolm, die "de Asterism" ontdekte, werd met de Patriarch van Antioch de alchemist Borri gesuggereerd.  
Dat zou ook de reden geweest zijn waarom Boyle zo gretig inging op de verhalen van Pierre (Saint Germain); Borri stond immers bekend als één van de grootste alchemisten van zijn tijd. Hij werd geboren in 1627 in Milaan en studeerde bij de Jezuïeten in Rome. Daar ontstond zijn interesse in kabbala, alchemie en medicijnen. In 1654 kreeg hij een visioen dat de kerk schoongeveegd moest worden van corruptie ter bevordering van de mensheid. Hij richtte een geheime organisatie op en vroeg aan zijn volgelingen een gelofte van armoede, geheimhouding en gehoorzaamheid. Drie jaar later werd hij veroorde eeld vanwege ketterij omdat hij in staat zou zijn de Steen der Wijzen te maken en dat goud wilde inzetten om een Leger tegen de Paus op te richten. Hij kon echter ontvluchten en zocht steun bij andere Europese alchemisten zoals Hartlib (van de Hartlib Circle), en Boyle. 
In 1661 vestigde Borri zich in Amsterdam en groeide zijn reputatie als alchemist. Ook Newton was bijzonder gefascineerd door Borri. In een brief aan een vriend, Francis Aston, die Amsterdam bezoekt, schrijft (de nog jonge) Newton: "Er woont iemand in Holland, Borri, die een paar jaar gevangen zat bij de paus en geheimen van hem heeft afgeperst, werd mij verteld, geheimen van groot belang voor het medische en het profijt; probeer zoveel mogelijk informatie over hem te verzamelen…"
Borri kwam in opspraak in Amsterdam, verhuisde weer en werd de hofalchemist van Frederik de Derde in Denemarken. In 1670, wanneer Christiaan de Vijfde op de troon komt, werd Borri verbannen uit Denemarken en verhuisde naar Turkije, maar werd gearresteerd door het Vaticaan. Hij werd gevangen gezet in de Engelenburcht, maar genoot van een soort semi-vrijheid, waarbij hij vrienden, zoals Koningin Christina, kon bezoeken. Hij mocht zelfs een laboratorium bouwen om zijn onderzoek verder te zetten.
In de correspondentie tussen Pierre en Boyle lezen we dat de Asterism (het geheime genootschap) Borri steunt met een bijdrage van 10.000 livres per jaar. In 1677 nodigde de Patriarch Robert Boyle uit lid te worden van de Asterism vanwege zijn grote verdiensten als alchemist. 
Boyle en de patriarch wisselden in deze periode vele geschenken uit per post. Hij stuurde telescopen, weegschalen, wereldbollen, Turkse vertalingen van het Nieuwe Testament, maar ook bizarre goederen zoals jasjes, vleeskleurige stoffen en  staanklokken. In ruil ontving Boyle ondermeer fruit en kaas, en beloofde de Patriarch parels te zullen sturen, alsook Perzische kleden, chinees porselein, zijde en lampen van rotskristal. Maar het belangrijkste geschenk dat de Patriarch Boyle in het vooruitzicht stelde, was "het gezegende poeder", dat  tijdens een zending verloren ging. 
In de hoop dat de patriarch opnieuw het "poeder" zou sturen, zond Boyle hem alle alchemistische recepten die hij bezat. Ze ontmoetten elkaar nooit. Het contact verliep via de afgezant van de Patriarch, Georges Pierre. 
In het boek De Geheime Newton is Saint Germain deels geïnspireerd op deze Georges Pierre des Closets, de geheimzinnige boodschapper. Georges Pierre blijkt uit onderzoek iemand geweest te zijn die bevriend was en leerling van de grootste alchemisten van zijn tijd. Iemand die "het poeder" bezat.
Van deze Georges Pierre is bekend dat hij zijn geboorteplaats Caen verliet en later terug keerde als een rijk man. Hij kocht een groot landgoed in Bretteville dat hij in puur goud betaalde. Maar nog voor hij zijn intrek kon nemen stierf hij aan een longontsteking. Van het contact tussen Pierre en Boyle zijn alleen Pierre’s brieven bewaard gebleven, niet de antwoorden van Boyle. 


 

Zie vervolg op http://www.geertkimpen.com/newton-geheim.html