Nicolaes Witsen (Amsterdam, 8 mei 1641 - aldaar, 10 augustus 1717)


Hij was een Nederlandse cartograaf, verzamelaar, schrijver, diplomaat. Tussen 1682 en 1706 dertien keer burgemeester van Amsterdam. Vanaf 1693 was hij bewindhebber van de VOC. Daarnaast was hij gedeputeerde ter Staten-Generaal. Witsen was (sinds 1689) lid van de Royal Society en een bevlogen liefhebber van wetenschap. Hij raadde de tsaar aan de handel met Perzië via de Kaspische Zee te laten verlopen en de handel met China via Siberië.
Hij was een telg uit de familie Witsen. Dankzij zijn hoge positie kon hij een aantal zeer grote onderzoeken op touw zetten. Deze waren vooral gericht op het stimuleren van de handel overzee. Aan zijn boeken en kaarten die hieruit voortvloeiden bleef hij zijn leven lang werken.

Tot meerder kennis en klaerheit, tentoonstelling in het Comeniusmuseum (inmiddels beëindigd)

Leerling van Comenius zette Noord- en Oost-Azië op de kaart


In het Comenius Museum is een tentoonstelling ingericht over de geografische en volkenkundige werkzaamheden van Nicolaas Witsen (Amsterdam 1641-1717). Nicolaas Witsen, een leerling van Comenius, behoorde als burgemeester van Amsterdam en bestuurder van de VOC tot de voornaamste politici van zijn tijd.

Net als Comenius verdiepte Witsen zich als geleerde in zeer uiteenlopende zaken zoals scheepsbouw, vestingbouw, natuurkunde, biologie, taal en religie.  Een wereldomvattend netwerk van informanten stelde hem in staat om buitengewoon veel informatie te verzamelen  over de toen nog zeer onbekende binnenlanden van Azië. Dit onvoorstelbaar grote gebied dat Siberië, Mongolië en Centraal-Azië omvat, werd in de tijd van Witsen Tartarije genoemd.
Zijn belangstelling daarvoor was niet slechts ‘een eerlyk tydverdryf’, maar ook uit zakelijk oogpunt van belang. De winstgevende zeeweg naar de Oost was lang en gevaarlijk en de noordelijke doorvaart was vastgelopen in het poolijs. Witsen wilde daarom onderzoeken welke mogelijkheden de handelsroutes over land naar Zuidoost-Azië konden bieden.
Van de eerste kaart van Noord- en Oost Tartarije die in opdracht van Witsen is vervaardigd, bestaat geen enkel exemplaar meer. Herzieningen die Witsen later vervaardigde bestaan nog wel en werden wereldberoemd. Daarnaast heeft Witsen ‘verscheidene, tot noch toe onbekende, en meest noit voorheen beschrevene Tartersche en nabuerige gewesten, lantstreken, steden, rivieren en plaetzen in de noorder en oosterlykste gedeelten van Asia en Europa’ in een dik boek beschreven. De alomvattendheid van deze studie laat zien hoe verwant Witsen als wetenschapper aan zijn leermeester Comenius is gebleven.

1‘Tot meerder kennis en klaerheyt’
Uiteindelijk zouden de Nederlanders in de 17de eeuw de voornaamste handelspartners van de Russen worden en ontstond er ook een geregeld diplomatiek verkeer tussen de Nederlandse republiek en het rijk van de tsaar. De pas in Leiden gepromoveerde Nicolaas Witsen nam in 1665 als jonge man deel aan zo’n diplomatieke reis naar Moskou. Het verhaal dat hij daarover schreef en enkele tekeningen die hij onderweg maakte kunt u op de tentoonstelling zien. Het gevolg van deze reis was dat Witsen zeer geïnteresseerd raakte in Siberië dat pas door de Russen was veroverd en vervolgens ook in de andere gebieden van wat men toen Tartarije noemde. Toen Peter de Grote ons land bezocht in 1697-98 sprak het van zelf dat Witsen als zijn gastheer en gids optrad. Dankzij Witsen kon de tsaar ongestoord als timmerman op de werf van de VOC werken en in het diepste geheim een oorlog tegen Zweden voorbereiden.
Witsen werd dertien maal verkozen als burgemeester van Amsterdam en hij bekleedde daarnaast een lange reeks andere bestuurlijke functies. Hij was een druk bezet man en had nietveel vrije tijd, maar hij zag toch kans een studie over de scheepsbouw te schrijven en vervolgens een grote wandkaart en een zeer omvangrijk boek over Tartarije te publiceren. Al deze indrukwekkende produkten van Witsen geleerdheid kunt u op de op de tentoonstelling bewonderen. In het buitenland werd Witsen destijds als een soort Columbus van Tartarije beschouwd omdat hij de eerste was die over dit enorme gebied zoveel kennis bijeenbracht. Dankzij de handelsactviteiten van Nederlanders, Engelsen, Portugezen en Spanjaarden wist men in de 17de eeuw al veel van de kustgebieden van Azië, maar over de binnenlanden van dat continent was toen nog maar heel weinig bekend.
Zoals de tentoonstelling laat zien zien, beperkte de belangstelling van Witsen zich niet tot de cartografie en de geografie van Tartarije. Hij probeerde zo veel mogelijk over van alles te verzamelen: over de flora en fauna, over mineralen, fossielen en de resten van uitgestorven dieren zoals de Siberische mammoeten, maar ook over archeologische vondsten of prehistorische rotstekeningen. Bovenal verschafte hij zoveel mogelijk inlichtingen over de volkeren in Tartarije, over hun manier van leven, hun godsdienstige gebruiken en de talen die zij spraken. Witsens verzamelwoede kwam niet alleen uit wetenschappelijke nieuwsgierigheid voort. Commerciële overwegingen speelden ook een rol. De zeeweg naar Indië was nog steeds zeer lang en gevaarlijk. Vele schepen vergingen met man en muis. Witsen wilde daarom nagaanof de landwegen door Azië niet een bruikbaar alternatief konden vormen. Hij had hierbij niet alleen de oude zijderoute door Centraal Azië op het oog, maar ook de door de Russen ontdekte weg naar China die dwars door Siberië liep.
De verschillen tussen de straatarme vluchteling en zweverige wereldverbeteraar Jan Amos Comenius en de deftige, steenrijke en o zo voorzichtige diplomaat Nicolaas Witsen waren zeer groot, maar zij hadden ook veel met elkaar gemeen. Zij waren beiden uiterst veelzijdige, ongelofelijk produktieve en internationaal georiënteerd Europeanen die even toegewijd waren aan de publieke zaak als aan de wetenschap. Vooral hun streven naar alles omvattende kennis is opvallend. Zij waren om die reden nauwelijks betrokken bij de wetenschappelijke revolutie die in de 17de eeuw op het gebied van de wis-en natuurkunde plaatsvond. De doorbraken in deze vakken werd juist bereikt door een beperkt aantal elementen uit de werkelijkheid te isoleren en die in zo abstract mogelijke termen te analyseren.

2
‘Tot meerder kennis en klaerheyt’
De betekenis van Comenius en Witsen als geleerden ligt op een ander vlak. In vele takken van wetenschap kon nu eenmaal pas vooruitgang worden geboekt nadat er zoveel mogelijk feiten waren verzameld en gesorteerd. De ontdekking van de wereld buiten Europa die in de 16de -17de eeuw plaatsvond, leverde overstelpend veel nieuwe kennis op waarmee men eigenlijk geen raad wist. Comenius en Witsen, hebben elk op hun eigen wijze geprobeerd om deze overvloed aan gegevens beter toegankelijk te maken voor hun tijdgenoten.
Comenius bedacht effectieve methoden om informatie over te dragen. Als geen ander in de 17de eeuw heeft hij begrepen wat de didactische waarde van beeldmateriaal kon zijn. Op de tentoonstelling kun u aantal boeken van Comenius zien die daarvan getuigen. Op de tentoonstelling hangen ook een flink aantal oude schoolplaten die we in bruikleen van het Onderwijsmuseum hebben gekregen. Ook dat is een eerbewijs aan Comenius want hij mag niet alleen als de vader van het stripboek maar ook als de vader van de schoolplaat worden gezien.
De tentoonstelling heeft als titel ‘Tot meerder kennis en klaerheit’. Dat was Witsens motto. Als we meer wisten, konden we de wereld misschien ook beter begrijpen, vond hij. Aan de hand van voorwerpen, kaarten, platen en boeken laat de tentoonstelling zien welke een diversiteit aan materiaal door Witsen over Tartarije over de binnenlanden van Azië bijeen is gebracht. Vooral in één opzicht toont Witsen zich hierbij een leerling van Comenius, want zij hadden beiden grote belangstelling voor het fenomeen taal. Comenius heeft niet alleen met zijn boeken geprobeerd om betere leermiddelen te verschaffen aan alle leerlingen die worstelden met dat moeilijke latijn. Hij was ook zeer geïnteressseerd in de oorsprong en de verwantschap van talen. Witsen leverde een belangrijke bijdrage aan het taalonderzoek van zijn tijd door van vele talen die in Tartarije werden gesproken voorbeelden te verzamelen en die in zijn boek te publiceren.
Vele van deze talen die dankzij Witsen voor het eerst enige bekendheid in Europa kregen, zijn drie eeuwen later bedreigde talen geworden die gedoemd zijn te verdwijnen omdat de sprekers ervan uitsterven. Daarom wordt juist naar die talen vandaag de dag weer wetenschappelijk onderzoek gedaan, ook door enkele Nederlandse taalkundigen. Dankzij de bruiklenen die het Comenius museum van hen heeft ontvangen kan op de tentoonstelling de tijd van Comenius en Witsen verbonden worden met de actualiteit.


‘Tot meerder kennis en klaerheyt’
Inleiding gehouden bij de opening van de tentoonstelling
‘Tot meerder kennis en klaerheyt’
door Dr. B. Naarden
De tentoonstelling ‘Tot meerder kennis en klaerheyt’ is gewijd aan de geleerde Amsterdamse burgemeester Nicolaas Witsen, die in de 17de eeuw een uitvoerige studie maakte van Siberië, Mongolië en Centraal Azië. Deze binnenlanden van Azië werden toen Tartarije genoemd.
Zo’n tentoonstelling over Tartarije heeft geen enkel verband met het Middeneuropese gebied waar Comenius vandaan kwam en lijkt op het eerste gezicht ook niets met Comenius zelf te maken te hebben, want hij is nooit in Tartarije geweest en heeft daar nimmer iets over gepubliceerd. Maar er bestond wel een connectie tussen Witsen en Comenius en er kunnen allerlei overeenkomsten in het wetenschappelijke werk van beide geleerden worden aangewezen die voldoende reden vormen om zo’n tentoonstelling nu juist in dit museum te laten plaatsvinden.
Comenius kon zich in 1656 als religieus vluchteling in Nederland vestigen omdat in Amsterdam een aantal hooggeplaatste regenten met zijn persoon en zaak sympathiseerden.
Het Comenius Museum beschikt sinds een aantal jaren over een mooie collectie portretten van de familie De Geer. Deze schatrijke wapenproducenten waren de voornaamste Nederlandse weldoeners van de pacifist Comenius. Laurens de Geer bood hem in 1656 een tijdelijk onderdak aan in zijn huis aan de Keizersgracht. Comenius kreeg ook echter steun van de Amsterdamse burgemeester Cornelis Witsen.
In ruil voor het jaargeld dat de stad Amsterdam hem verschafte, bood Comenius aan om Latijnse les te geven aan enkele burgemeesterszoontjes. Hiertoe behoorde ook de zoon van Cornelis Witsen, de vijftienjarige Nicolaas. Daarnaast heeft Comenius, zoals u ook op de tentoonstelling kunt zien, aan zowel Cornelis als Nicolaas Witsen toneelstukken opgedragen die hij had geschreven.
Nadat Comenius in 1670 in Naarden begraven was, zou Nicolaas Witsen zich ontwikkelen tot een zeer belangrijke Nederlands staatsman. In die hoedanigheid kreeg hij ook een band met Naarden en de tentoonstelling besteed daar ook enige aandacht aan. Na het rampjaar 1672 gaf Witsen leiding aan het herstel van de vesting die door oorlogsgeweld grotendeels was verwoest. Om die reden wordt de naam van Witsen ook vermeld op twee marmeren gedenkplaten die iedereen nog steeds op de Westelijke waterkering van de vesting en in de hal van het arsenaal kan bewonderen.
Nicolaas Witsen was dus een leerling van Comenius en had evenals de grote Tsjech een band met Naarden die nog steeds zichtbaar is. Maar de tentoonstelling vertelt een veel uitvoeriger verhaal. Amsterdam was in de 17de eeuw het economisch centrum van de wereld. Hollandse kooplieden drongen door tot de verste kusten van Amerika en Azië.
Het meeste geld werd echter dichterbij verdiend met de handel op de Oostzee die om die reden ook wel de moedernegotie werd genoemd. De drukke scheepvaart naar Noord-Europa bracht de Nederlanders al vroeg op het idee om via de poolzeeën een kortere weg naar Indië te vinden. Dat lukte niet want de schepen liepen vast in het ijs en na de beroemde overwintering van Willem Barentsz en zijn mannen op Nova Zembla in 1596-97 gaf men de zoektocht naar een Noord-Oostelijke doorvaart op. Wel zorgde de walvisvaart ervoor dat de Nederlanders in die Noordelijke contreien aanwezig bleven en in contact kwamen met de lokale bevolking van Noord Rusland en Noord-West Siberië.